Afgelopen vrijdag publiceerde Trouw een artikel met de titel: “De rol van slachtoffers in de rechtszaal groeit, tot ongenoegen van advocaten”. Dit naar aanleiding van het meerjarenplan slachtofferbeleid dat de dag ervoor door minister Dekker werd gepresenteerd, op de dag van het slachtoffer.
Die kop impliceert ten onrechte dat advocaten in het algemeen tegen de versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces zouden zijn. Sinds 10 jaar is er een Landelijk Advocaten Netwerk Gewelds- en Zeden Slachtoffers (hierna: LANGZS), waarbij inmiddels ruim honderd slachtofferadvocaten zijn aangesloten. Sinds een paar jaar is er tevens de post-doctorale specialisatie `Slachtofferadvocatuur voor Ernstige Gewelds- en Zedenzaken`. Slachtofferadvocaten van EGZ-zaken pleiten juist voor een grotere rol van het slachtoffer in de rechtszaal.
Over het voorstel van de minister, om verdachten in ernstige gewelds- en zedenzaken verplicht in de rechtszaal te laten verschijnen wanneer het slachtoffer in de zaak van het spreekrecht gebruik maakt, zijn ook slachtofferadvocaten niet enkel positief. Er bestaat immers niet zoiets als “het slachtoffer”; al helemaal niet in zaken waarin het gaat om zeer zware delicten. De keuze zou bij het slachtoffer moeten liggen, waarna de verdachte eventueel met een bevel tot medebrenging voor de rechter gebracht kan worden.
Advocaten zouden de groeiende rol van het slachtoffer in het strafproces volgens Trouw maar beangstigend vinden: “de aandacht voor de slachtoffers lijkt die voor de verdachten soms te overvleugelen” zegt iemand van de Orde van Advocaten in het artikel van Trouw. Een standpunt dat sinds de invoering van het uitgebreide spreekrecht op 1 juli 2016 steeds vaker wordt verkondigd, met name door strafrechtadvocaten die veel, of overwegend, verdachten bijstaan.
Dat betekent echter niet, zoals de kop suggereert, dat alle advocaten hier een probleem mee zouden hebben, integendeel. Een groeiende groep is van mening dat de groter wordende rol van het slachtoffer juist evenwicht creëert tussen de rol van het slachtoffer en de verdachte. Het idee dat alleen de verdachte centraal zou moeten staan in het strafproces is begrijpelijk in het tijdperk van Napoleon maar niet langer acceptabel in het huidige tijdgewricht.
Tegenargumenten die vaak genoemd worden, zo ook in het artikel van Trouw, zijn het gevaar voor secundaire victimisatie en het gevaar dat er met het uitgebreide spreekrecht teveel emotie het strafproces binnengehaald zou worden. Beide ‘gevaren’ kunnen eenvoudig voorkomen worden indien slachtoffers de juiste begeleiding krijgen.
Wanneer slachtoffers, alvorens het uitoefenen van het spreekrecht goed worden voorgelicht en geadviseerd, en tijdens de zitting goed worden begeleid zal dit ervoor zorgen dat het slachtoffer een weloverwogen beslissing neemt en wordt daarmee ongewenste secundaire victimisatie voorkomen. Ik wijs erop dat slachtoffers er natuurlijk ook voor kunnen kiezen helemaal geen gebruik te maken van het spreekrecht, of om dit te laten uitoefenen door een ander. In ernstige zaken is er nog steeds sprake van slechts een kleine groep (minder dan 1000 slachtoffers per jaar), die gebruik maakt van het spreekrecht.
Naar de mening van slachtofferadvocaten, die toch echt de belangen van slachtoffers behartigen, is door Trouw niet gevraagd. Het belang van de slachtofferadvocaat wordt wel vaker onderschat. Met de invoering van het uitgebreide spreekrecht is de rol van het slachtoffer dat van het spreekrecht gebruik wil maken en van diens advocaat alleen maar groter geworden nu het slachtoffer zich niet enkel meer mag uitlaten over de gevolgen van het misdrijf maar ook over de bewezenverklaring en de door hem of haar gewenste strafmaat.
Dat slachtoffers nog niet echt meedoen blijkt bijvoorbeeld ook uit de positie van het slachtoffer in de rechtszaal. Waar de verdachte vooraan in de rechtszaal, in het bijzijn van zijn of haar advocaat, zijn standpunt kan verkondigen, heeft het slachtoffer deze vaste positie niet en komt het nog regelmatig voor dat het slachtoffer zijn of haar spreekrecht moet uitoefenen vanaf de publieke tribune van de zittingszaal, soms te midden van bekenden van de verdachten.
Voor slachtoffers is een bepaling in de wet opgenomen dat zij correct dienen te worden bejegend, overigens zonder enige sanctie als zulks niet gebeurt. Dat is een vorm van symboolpolitiek die veelzeggend is.
Het strafrecht is niet langer een zaak tussen de overheid en de verdachte maar een zaak die ontstaan is omdat er een slachtoffer is wiens belangen door dat proces eveneens gediend moeten worden. Daarbij valt te denken aan herstel van schade, vergelding en bescherming. En uiteraard aan rechtvaardigheid die er voor allen die deelnemen aan een proces in een beschaafde rechtsstaat zou moeten komen. Die rechtvaardigheid begint met gelijkwaardigheid in rechten. Zo lang deze er niet is mag en moet de positie van slachtoffers echt veel beter worden.
Klik hier voor de reactie in PDF-formaat.