Gerechtshof: € 250.000,00 toegewezen aan smartengeld, hoogste bedrag in Nederlandse geschiedenis.
Gerechtshof Den Haag
Parketnummer: 22/003664-16
Datum uitspraak: 08-03-2018
Rechtsgebied: strafrecht
In deze zaak betreffende poging tot doodslag en diefstal met geweld waarin het slachtoffer als gevolg van de poging tot doodslag verkeert in vegetatieve staat is € 250.000,00 shockschade toegewezen. In eerste aanleg werd er door de rechtbank Rotterdam € 175.000,00 shockschade toegewezen. Met deze uitspraak wordt het tot nu toe hoogst toegewezen smartengeldbedrag in Nederland verhoogd van € 200.000,00 naar € 250.000,00.
Bekijk het gehele document hier.
Rechtbank: geen immateriële schadevergoeding wegens gewiste bestanden na diefstal telefoon.
Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/017394-18
Datum uitspraak: 01-03-2018
Rechtsgebied: strafrecht
In deze zaak is er sprake van diefstal van een telefoon. De dader heeft nadat hij de telefoon heeft gestolen de telefoon gereset waardoor bestanden van foto’s van de aangeefster niet langer beschikbaar zijn. De aangeefster vordert in deze zaak € 500,00 vergoeding voor immateriële schade. Zij vraagt om een vergoeding van immateriële schade omdat er door de reset bestanden en foto’s zijn gewist. De officier van justitie verzoekt toewijzing tot schadevergoeding van immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 250,00. De Rechtbank wijst de vordering van immateriële schadevergoeding in zijn geheel af.
Bekijk het gehele document hier.
Rechtbank: rechtbank wijst € 40.000,00 aan smartengeld toe in incestzaak.
Rechtbank Overijssel
Parketnummer: 08/770255-16 (P)
Datum uitspraak: 26-04-2018
Rechtsgebied: strafrecht
In deze zaak wordt een 57-jarige man veroordeelt tot een gevangenisstraf van 4 jaar voor het plegen van ontucht met zijn destijds minderjarige dochter. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man een bedrag van € 40.000,00 aan smartengeld moet betalen.
Bekijk het gehele document hier.
Gerechtshof: vergoeding immateriële schadevergoeding wordt toegekend, ondanks ontbreken medische informatie.
Gerechtshof Den Haag
Parketnummer: 22/003778-17
Datum uitspraak: 23-03-2018
Rechtsgebied: strafrecht
In deze zaak heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het wegnemen van een pinpas en een ketting uit de woning van een hoogbejaarde vrouw door middel van een doortrapte ‘babbeltruc’. Het slachtoffer heeft naast een vordering tot schadevergoeding van materiële schade ook een vordering tot schadevergoeding van immateriële schade ingediend ter hoogte van een bedrag van € 350,00. “Het slachtoffer heeft geen medische informatie aan haar vordering van het smartengeld ten grondslag gelegd, zodat niet duidelijk is of naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel als gevolg van het bewezenverklaarde feit is of had kunnen worden vastgesteld.” Het hof oordeelt echter in deze zaak dat, in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, termen aanwezig zijn voor vergoeding van immateriële schade. Het hof wijst de vordering voor immateriële schadevergoeding dan ook in zijn geheel toe.
Bekijk het gehele document hier.
Gerechtshof: € 7.500,00 shockschade toegekend aan peuter.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Parketnummer: 21/003561-17
Datum uitspraak: 20-12-2017
Rechtsgebied: strafrecht
In deze zaak is de oma van een peuter op brute wijze om het leven gebracht. De peuter was ten tijde van het feit in de woning, en is geconfronteerd met het bloed van zijn oma toen hij zijn moeder onder het bloed naar buiten zag komen. Hij is direct met de ernstige gevolgen van het misdrijf geconfronteerd. Dit geldt te meer nu het gaat om een zeer ernstige normschending, en er sprake was van een nauwe relatie tussen het jongetje en zijn oma. Daarnaast is door een psycholoog vastgesteld dat de peuter last heeft van een posttraumatische stressstoornis als gevolg van de gebeurtenissen. Er is in deze zaak voor het jongetje een vordering tot vergoeding van shockschade ingediend ten hoogte van € 25.000,00. Het hof heeft het bedrag ter vergoeding van shockschade in redelijkheid vastgesteld op € 7.500,00.
Bekijk het gehele document hier.
Hoge Raad: verzoek om minderjarige aangeefster als getuige te horen wordt toegewezen.
Hoge Raad
Parketnummer: 16/02004
Datum uitspraak: 13-03-2018
Rechtsgebied: strafrecht
In deze zaak heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een 9-jarig meisje. Ten tijde van de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft de verdediging verzocht het slachtoffer te horen als getuige. De verdediging acht het in het belang van de verdachte om het slachtoffer onder andere te confronteren met de door haar zelf afgelegde innerlijk tegenstrijdige verklaringen. Het hof wijst het verzoek tot het horen van het minderjarige slachtoffer als getuige echter af, “nu – gelet op haar zeer jeugdige leeftijd, het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de minderjarige door het afleggen van een verklaring in gevaar wordt gebracht en het voorkomen van dat gevaar zwaarder weegt dan het belang van de verdediging om haar te kunnen ondervragen.”
De Hoge Raad oordeelt echter dat uit de enkele verwijzing naar “de zeer jeugdige leeftijd” niet voldoende blijkt op grond van welke concrete feiten en omstandigheden het hof tot het oordeel is gekomen dat de gezondheid of het welzijn van het slachtoffer in gevaar wordt gebracht, en waarom dit belang dient te prevaleren boven het belang van de verdachte.
Bekijk het gehele document hier.
Rechtbank: vordering tot vergoeding immateriële schade wegens door de veroordeelde langdurig zwijgen wordt afgewezen.
Rechtbank Overijssel
Parketnummer: C/08/205444 / HA ZA 17-340
Datum uitspraak: 16-05-2018
Rechtsgebied: civiel recht
In deze zaak is de zus van de nabestaanden op gruwelijke wijze verkracht en vermoord. De verdachte in deze zaak heeft 13,5 jaar gezwegen. De eiseressen hebben een vordering ingediend en aan hun vorderingen ten grondslag gelegd dat de verdachte zelfstandig een onrechtmatige daad jegens hen heeft gepleegd waardoor zij tot aan de veroordeling nooit tot een afsluiting hebben kunnen komen. Daardoor is psychische schade veroorzaakt en in stand gebleven. De rechtbank beantwoord de vraag of de verdachte door het 13,5 jaar zwijgen onrechtmatig heeft gehandeld jegens de nabestaanden echter ontkennend.
Bekijk het gehele document hier.
Gerechtshof: afwijzing alle vorderingen van benadeelde partij tot vergoeding affectieschade, wetsvoorstel affectieschade brengt hierin geen verandering
Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
Parketnummer: 20-000593-17
Datum uitspraak: 12-12-2017
Rechtsgebied: strafrecht
In deze zaak, betreffende een fatale messteek in de rug vordert, de advocate van de nabestaanden vergoeding van affectieschade. De advocate onderkent in haar toelichting op de vordering dat de wet op dit moment geen basis kent voor toewijzing van vergoeding van affectieschade, maar wijst het Hof op het Wetsvoorstel Affectieschade en heeft het Hof verzocht op die wetgeving te anticiperen. Het Hof oordeelt echter dat de rechter niet de vrijheid heeft om, vooruitlopend op eventuele wetswijzigingen, vergoeding voor affectieschade toe te kennen. Dat het Wetsvoorstel affectieschade al aanhangig is bij de Eerste Kamer en er op 12 september 2017 een Memorie van Antwoord is uitgebracht, maakt dit niet anders. Het Hof bevestigd daarmee de beslissing van de rechtbank tot het niet-ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij in haar vordering vergoeding affectieschade.
Bekijk het gehele document hier
Hoge Raad: benadeelde partij niet opgeroepen voor zitting Hof, Hoge Raad vernietigt bestreden uitspraak
Hoge Raad
Parketnummer: 16/03319
Datum uitspraak: 12-12-2017
Rechtsgebied: strafrecht
In deze zaak inzake poging tot doodslag is de bestreden uitspraak gedeeltelijk vernietigd en wijst de Hoge Raad de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Ingevolge art. 413 lid 2 Sv. dient de benadeelde partij te worden meegedeeld op welke dag de zaak ter terechtzitting in hoger beroep zal worden behandeld. De strekking hiervan is dat de benadeelde partij in de gelegenheid moet worden gesteld in hoger beroep de vordering tot schadevergoeding eventueel mondeling toe te kunnen lichten. De rechter dient te onderzoeken of aan dit voorschrift is voldaan. Tijdens de zitting in hoger beroep is de benadeelde partij niet verschenen. Uit stukken kan niet blijken dat de mededeling als bedoeld in art. 413 lid 2 Sv. is gedaan. Het Hof had moeten onderzoeken of deze mededeling was gedaan. De bestreden uitspraak blijft daarom niet in stand.
Bekijk het gehele document hier
Hoge Raad: oplegging levenslange gevangenisstraf geen schending art. 3 EVRM
Hoge Raad
Parketnummer: 15/00402
Datum uitspraak: 19-12-2107
Rechtsgebied: strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad het arrest van het Gerechtshof Den Haag in stand gelaten; hiermee is de levenslange gevangenisstraf onherroepelijk geworden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de strijdigheid van een levenslange gevangenisstraf met art. 3 EVRM komt te vervallen indien wordt voorzien in een reële mogelijkheid tot herbeoordeling en de Hoge Raad de verdere behandeling heeft aangehouden teneinde de politieke besluitvorming af te wachten.
De advocaten betrokken bij deze zaak zijn echter van mening dat er in Nederland nog steeds geen reële mogelijkheid bestaat tot verkorting van de ultieme sanctie, en hebben besloten de gang naar het Europees Hof te maken. Er zal ook geklaagd worden over het feit dat de eerste 25 jaren detentie van de levenslang gestrafte enkel in het teken van vergelding staan, in plaats van voorbereiding op een terugkeer in de samenleving.
Bekijk het gehele document hier
Gerechtshof: beslissing in ‘kindertaal’ uitgelegd aan minderjarige
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Parketnummer: 200.220.881/01
Datum uitspraak: 12-12-2017
Rechtsgebied: personen- en familierecht
In deze zaak wil een vijftienjarige weer bij zijn ouders wonen na een lange periode van uithuisplaatsing op verscheidene plekken. Zijn ouders steunen hem daarin. De rechtbank beslist dat de jongen na afloop van de machtiging gesloten jeugdhulp weer bij zijn ouders kan gaan wonen. De beslissing wordt vervolgens in ‘kindertaal’ uitgelegd aan de jongen.
Bekijk het gehele document hier
Rechtbank: zaak Mitch Henriquez
Rechtbank Den Haag
Parketnummer: 09/767223-15
Datum uitspraak: 21-12-2017
Rechtsgebied: strafrecht
In deze zaak waarin de advocaat de nabestaanden van Mitch Henriquez bijstond is er sprake van geweld door politieagenten bij de aanhouding van een verdachte. De rechtbank acht het toegepaste geweld onrechtmatig en de dood van de arrestant het gevolg van de toegepaste nekklem. Er is in deze zaak vrijgesproken van doodslag omdat de precieze doodsoorzaak niet vastgesteld kan worden. Wel wordt mishandeling met de dood tot gevolg bewezenverklaard. Een gevangenisstraf zou in deze zaak passend zijn, echter wordt deze voorwaardelijk opgelegd in verband met de bijzondere omstandigheden van het geval (de arrestant zou de aanhouding over zich af hebben geroepen en verzette zich hevig) en de grote impact van de gebeurtenis op de verdachten. De rechtbank meent dat met een geheel voorwaardelijke straf voldoende rekening is gehouden met de strafdoelen die in het geding zijn. En vertrouwt erop dat hiermee een signaal is uitgegaan naar de maatschappij dat men van de politie mag blijven verwachten dat zij zal optreden als dat noodzakelijk is, maar ook dat de geweldsbevoegdheid van de politie grenzen kent. De advocaten van de agenten hebben aangekondigd in hoger beroep te gaan.
Bekijk het gehele document hier
Europese Hof van de Rechten van de Mens: meewegen vijftig vergelijkbare incidenten bij bestraffing voor vier zedendelicten niet in strijd met onschuldpresumptie
Europese Hof van de Rechten van de Mens
Parketnummer(s): 76607/13
Datum uitspraak: 25 januari 2018
Rechtsgebied: strafrecht
De klager in deze zaak is door de Duitse rechter veroordeeld voor vier gevallen van ontucht. De rechtbank woog hierbij in strafverzwarende zin mee dat de klager het slachtoffer in tenminste nog vijftig andere gevallen tot ontuchtige handelingen had gedwongen. De veroordeelde klaagde bij het Europese Hof van de Rechten van de Mens dat hij een te zware straf opgelegd zou hebben gekregen omdat de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat misdrijven heeft meegenomen waarvan hij niet formeel schuldig was bevonden. Dit zou in strijd zijn met de onschuldpresumptie. Het Hof heeft geoordeeld dat de klager in overeenstemming met de normen van het Duitse recht veroordeeld is voor de vijftig andere gevallen van ontucht, en dat er daarom geen sprake is van schending van de onschuldpresumptie (art. 6 lid 2 EVRM).
Bekijk het gehele document hier
Rechtbank: geen sprake van (volledige) groepsaansprakelijkheid, schatten schade per verdachte
Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen
Parketnummer: 05/881724-14
Datum uitspraak: 14-03-2017
Rechtsgebied: strafrecht
De volgende (ongepubliceerde) uitspraak van rechtbank Gelderland, locatie Zutphen werd door een LANGZS-deelnemer gestuurd. Het gaat om een zedenzaak met meerdere minderjarige verdachten en een minderjarig slachtoffer.
De rechtbank overweegt dat het bewezenverklaarde een dusdanig ernstige normoverschrijding en inbreuk op de integriteit van het slachtoffer is, dat dit reeds immateriële schadevergoeding rechtvaardigt. Uit de stukken bij de vordering benadeelde partij blijkt bovendien dat er sprake is van psychische schade in de vorm van PTSS (bij zowel het minderjarige slachtoffer als haar moeder). Maar ten aanzien van de omvang van de schade en de hoogte van het daarbij passende schadebedrag is er naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak geen sprake van groepsaansprakelijkheid (voor de volle omvang). Er is namelijk op verschillende momenten, op verschillende plekken en in wisselende samenstelling gezamenlijk ontucht gepleegd met het slachtoffer. Daardoor verschillen de verdachten onderling voor wat betreft hun aandeel. Daarom gaat de rechtbank bij de bepaling van de hoogte van de schadevergoeding niet uit van hoofdelijkheid. Maar een nauwkeurige uitsplitsing en vaststelling per verdachte levert volgens de rechtbank een onevenredige belasting van het strafproces op. De rechtbank stelt daarom met gebruikmaking van haar schattingsbevoegdheid per verdachte een bedrag voor immateriële schade vast. Hetzelfde geldt voor materiële schade.
Bekijk het gehele document hier
Rechtbank: extra schadevergoeding boven bedrag verzekering
Rechtbank: Noord-Holland, locatie Almere
Parketnummer: 15/091579-16 (P)
Datum uitspraak: 18-08-2017
Rechtsgebied: strafrecht
Deze (ongepubliceerde) uitspraak van augustus 2017 van rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar werd door een deelnemer van LANGZS gestuurd. Het gaat om een geweldszaak waarbij het slachtoffer door mishandeling zwaar lichamelijk letsel opliep (jukbeen- en kaakfracturen).
Ter zitting heeft de slachtofferadvocaat de vordering benadeelde partij beperkt tot € 5.000,00 aan immateriële schade. Dat bedrag is het verschil tussen de oorspronkelijke vordering van € 10.000,00 aan immateriële schade en het door de verzekering van de werkgever van de verdachte toegezegde bedrag van € 5.000,00.
De raadsman van de verdachte verzoekt de rechtbank om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, o.a. omdat er nog een discussie over de hoogte van het bedrag zou zijn en dit een kwestie betreft voor de verzekering. De rechtbank wijst de vordering echter toe, en merkt daarbij nadrukkelijk op dat het in het vonnis toegekende bedrag van € 5.000,00 bovenop het reeds toegezegde bedrag van de verzekeraar komt.
Bekijk het gehele document hier
Gerechtshof: hof respondeert op spreekrecht nabestaanden met betrekking tot het bewijs en de strafmaat
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Zaaknummer: 21-002094-16
Datum uitspraak: 11-12-2017
Rechtsgebied: strafrecht
In deze zaak inzake het bootongeluk op de Vinkeveense Plassen tijdens de zomer van 2014 is er namens de slachtoffers en nabestaanden gebruik gemaakt van het uitgebreide spreekrecht. Tijdens de zitting hebben de slachtoffers en nabestaanden eerst gesproken over de gevolgen en de impact van die bewuste avond en de aanvaring alsmede van het strafproces. Daarna hebben de advocaten van de benadeelde partij het juridisch standpunt verwoord en onder meer bepleit dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood. Zij hebben het Hof verzocht om doodslag en poging doodslag bewezen te verklaren. Het Openbaar Ministerie was eenzelfde standpunt toegedaan. Het Hof oordeelt anders, maar – en dat is positief te noemen – noemt wel uitdrukkelijk het standpunt van de spreekgerechtigden zowel in het begin van het arrest (“onderzoek van de zaak”) als bij de overweging met betrekking tot het bewijs. Het verzoek van de advocaten benadeelde partij om te responderen op hetgeen naar voren is gebracht namens de spreekgerechtigden, kan dus als ingewilligd worden beschouwd.
Minder positief is de beslissing aangaande de vorderingen van de benadeelde partijen. Dat de gevorderde affectieschade niet is toegewezen, is niet nieuw. Wat wel nieuw is, zijn de overwegingen aangaande de derving van het levensonderhoud en de beoordeling van de rapportages van de door de benadeelden ingeschakelde rekenkundige. Volgens het Hof zijn de uitgangspunten in de rapportages eenzijdig door of namens de benadeelden vastgesteld, zonder overeenstemming met de wederpartij. Evenmin is een rechter hierbij betrokken geweest. Dat een schriftelijke ronde heeft plaatsgevonden tijdens de procedure in hoger beroep doet niet af aan het feit dat de verdediging mogelijk onvoldoende in de gelegenheid is geweest om zich te kunnen verweren tegen de schadeposten, aldus het Hof. Ook kan het oordeel van het Hof ten aanzien van de (proces)kosten voor het inschakelen van de rekenkundige een behoorlijke stap achteruit worden genoemd. Bij sommige benadeelden worden die kosten in het geheel niet toegewezen nu die kosten volgens het Hof nodeloos zijn gemaakt. Bij andere benadeelden wordt geoordeeld dat de kosten grotendeels nodeloos zijn gemaakt omdat het Hof bij de schatting summier gebruik heeft gemaakt van het rapport. Daarom worden die kosten slechts voor een gedeelte toegewezen en blijft een deel van die kosten dus voor eigen rekening.
Bekijk het gehele document hier
Gerechtshof: vordering verplaatste schade wordt niet ontvankelijk verklaard
Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer: 20-003253-16
Datum uitspraak: 03-10-2017
Rechtsgebied: strafrecht
In een uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van oktober 2017 is de vordering van verplaatste schade niet ontvankelijk verklaard omdat de ouders niet voldoen aan de criteria gesteld in art. 51a e.v. Sv. Het betrof een vordering tot vergoeding van materiële schade waarin onderscheid is gemaakt tussen reiskosten en overige kosten. De reiskosten bestaan onder andere uit kosten die zijn gemaakt in het kader van de behandeling van de minderjarige slachtoffers.
In deze zaak heeft de verdachte zich gedurende een periode van circa 2,5 jaar schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van en ontucht met twee van zijn nichtjes. De nichtjes waren toen de handelingen begonnen nog maar anderhalf à twee jaar oud. Verder heeft hij zich schuldig gemaakt aan het bezit, vervaardigen en verspreiden van kinderporno.
Bekijk het gehele document hier
Gerechtshof: toekenning €20.000 shockschade, afwijzing alle vorderingen affectieschade
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Zaaknummer: 21-004430-16
Datum uitspraak: 13-11-2017
Rechtsgebied: strafrecht
In deze zaak wordt de vordering tot vergoeding van €20.000 immateriële schadevergoeding in de vorm van shockschade toegewezen. De nabestaande is niet aanwezig geweest bij de misdrijven waarbij zijn moeder en zusje zijn gedood.
De verdachte in deze zaak vermoordt de moeder en het zusje van de benadeelde partij, hij legt ze vervolgens in de kruipruimte van het huis. De nabestaande komt thuis en belt de volgende ochtend de politie. Nabestaande wordt direct geconfronteerd met de dood van zijn moeder en zusje wanneer ze al toegedekt zijn.
Bekijk het gehele document hier
Gerechtshof: bekennende verklaring van een van ontucht met minderjarige verdachte man wordt onvoldoende betrouwbaar geacht
Gerechtshof Amsterdam
Zaaknummer: 23-000745-13
Datum uitspraak: 29-02-2016
Rechtsgebied: strafrecht
In deze zaak wordt de bekennende verklaring van de verdachte onvoldoende betrouwbaar geacht. Onder meer omdat bij de ondervraging van de verdachte een sterk moreel appel op hem werd gedaan, en er gesloten, tendentieuze en sturende vragen werden gesteld. Verder is ook meegenomen dat de verdachte, die ten tijde van het gehoord 71 jaar oud was, een kwetsbare indruk maakte.
De verdachte in deze zaak was werkzaam als sportmasseur bij een voetbalvereniging en wordt verdacht van ontucht met minderjarigen.
Bekijk het gehele document hier
Rechtbank: afwijzing van alle vorderingen tot vergoeding van affectieschade
Rechtbank Rotterdam
Zaaknummer: C/10/512371 / HA ZA 16-1018
Datum uitspraak: 04-10-2017
Rechtsgebied: civiel recht
In deze uitspraak van oktober 2017 worden alle vorderingen tot vergoeding van affectieschade afgewezen. De zaak betreft een dodelijk verkeersongeluk, waarin de ouders een vergoeding tot affectieschade vorderen.
In de zaak wordt betoogd door de advocaat van de nabestaanden dat de maatschappelijke ontwikkelingen meebrengen dat de overwegingen gebaseerd op het Taxibus-arrest achterhaald zijn. Ook wordt het wetsvoorstel affectieschade, die 9 mei 2017 is aangenomen door de Tweede Kamer, aangehaald.
Bekijk het gehele document hier
Rechtbank: €1.500 smartengeld voor misbruikte Thaise jongetjes
Rechtbank Amsterdam
Zaaknummer: 13/665083-15
Datum uitspraak: 28-11-2017
Rechtsgebied: strafrecht
Beide slachtoffers in deze zaak hebben ten aanzien van de immateriële schade geen schadebedrag ingevuld op het voegingsformulier. De officier van justitie heeft de rechtbank echter verzocht de immateriële schadevergoeding voor beide benadeelde partijen naar billijkheid te waarderen op een bedrag van €5.000. De raadsman acht echter een bedrag van €1.500 per benadeelde partij meer dan redelijk, nu de schadevergoeding wel in verhouding moet staan tot de waarde die het bedrag vertegenwoordigt in het land van herkomst van de benadeelde partijen.
In deze zaak heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het verzamelen, bezitten, verspreiden en vervaardigen van kinderpornografie. Tevens heeft hij zich schuldig gemaakt aan het uitlokken van en het plegen van ontuchtige handelingen met minderjarige jongens.
Bekijk het gehele document hier
Rechtbank: €20.000 smartengeld voor slachtoffers verkrachting
Rechtbank Amsterdam
Zaaknummer: 13/654051-16 (A), 13/659309-16 (B)
Datum uitspraak: 04-07-2017
Rechtsgebied: strafrecht
In een uitspraak van Rechtbank Amsterdam uit juli 2017 is aan alle drie de slachtoffers van verkrachting € 20.000 aan smartengeld toegekend. Twee van de drie slachtoffers werden bijgestaan door bij LANGZS aangesloten advocaten.
De verdachte in deze zaak had in vier dagen drie jonge vrouwen op grove en vernederende wijze verkracht. Het ging in alle gevallen om jonge vrouwen die ’s nachts naar huis fietsten, en die vanaf een bepaald moment door de verdachte werden gevolgd.
Het is goed om te zien dat slachtofferadvocaten proberen de vergoeding van smartengeld voor ernstige gewelds- en zedenmisdrijven hoger te krijgen. De officier heeft in deze zaak aangegeven dat het Openbaar Ministerie ook achter deze ontwikkeling staat en zulke goed onderbouwde vorderingen benadeelde partij dan ook zal steunen.
Wat deze zaak nog meer noemenswaardig maakt, is dat de rechtbank de verdachte veroordeelt tot een gevangenisstraf van 14 jaar, en wijkt daarmee af van de eis voor 12 jaar van de officier en tevens van de LOVS-oriëntatiepunten voor verkrachting. De motivering voor deze afwijking is zeer uitgebreid en daarbij verwijst de rechtbank ook naar de spreekrechtverklaringen van de slachtoffers.
Bekijk het gehele document hier
Rechtbank: schadevergoedingsmaatregel bij PIJ-maatregel
Rechtbank Gelderland
Zaaknummer: 05/860068-17
Datum uitspraak: 05-09-2017
Rechtsgebied: strafrecht
Deze zaak betreft een zedenzaak met een minderjarige verdachte die wordt veroordeeld voor verkrachting. De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog uit hun rapporten over en gaat uit van verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank komt tot oplegging van onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest (172 dagen) en een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
Bij de behandeling van de vordering benadeelde partij stelt de officier van justitie dat de schadevergoedingsmaatregel dient te worden afgewezen omdat de verdachte nog langdurig behandeld moet worden, geen inkomen heeft en een eventueel op te leggen vervangende hechtenis de noodzakelijk geachte behandeling zou kunnen doorkruisen.
De rechtbank acht de schadevergoedingsmaatregel echter wél op zijn plaats en beperkt het aantal dagen jeugddetentie, gelet op de leeftijd van verdachte en op de noodzaak dat behandeling van de verdachte zo min mogelijk wordt onderbroken, tot één dag.
Bekijk het gehele document hier
Hoge Raad: benadeelde partij heeft geen zelfstandig recht om cassatie in te stellen
Hoge Raad
Zaaknummer: 16/02876
Datum uitspraak: 04-07-2017
Rechtsgebied: strafrecht
Het bestuur van LANGZS ziet niet in waarom de verdachte wél en de benadeelde partij niet in cassatie mag gaan met betrekking tot de beslissing op de vordering benadeeld partij. Drie advocaten van LANGZS, waaronder de voorzitter, zijn daarom een principiële proefcassatie gestart.
In het arrest in juli 2017 heeft de Hoge Raad in deze zaak aangegeven dat de benadeelde partij geen zelfstandig recht heeft om cassatie in te stellen. Het beroep op artikel 14 EVRM en artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM (discriminatie) kan volgens de Hoge Raad niet slagen omdat de benadeelde partij ook de mogelijkheid heeft om via de civiele procedure zijn schadevergoeding te vorderen. De Hoge Raad gaat hierbij voorbij aan het feit dat als de vordering van de benadeelde partij in hoger beroep (deels) wordt afgewezen, de benadeelde zich hiervoor dus niet meer tot de burgerlijke rechter kan wenden. De benadeelde partij kan in zo’n situatie niet zelfstandig cassatie instellen, maar aan de andere kant kan de verdachte wél cassatie instellen tegen een toewijzing van de vordering.
Een beroep op artikel 16 van Richtlijn 2012/29/EU (minimumnormen voor slachtoffers) kan volgens de Hoge Raad eveneens niet slagen, omdat dit niet een zodanige onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig geformuleerde bepaling is dat de benadeelde partij daaraan het specifieke recht kan ontlenen cassatieberoep in te stellen.
De A-G verwijst overigens in paragraaf 8 van zijn conclusie naar het voornemen van de wetgever om zelfstandige cassatie voor de benadeelde partij mogelijk te maken.
Bekijk het gehele document hier
Hoge Raad: benadeelde partij mag vordering wijzigen na requisitoir
Hoge Raad
Zaaknummer: 15/05681
Datum uitspraak: 16-05-2017
Rechtsgebied: strafrecht
De Hoge Raad heeft in een arrest van mei 2017 geoordeeld dat als de benadeelde partij zich heeft gevoegd, zij de opgevoerde schadeposten gedurende de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg ook mag verhogen na het requisitoir van de Officier van Justitie. Wel dienen de procespartijen in de gelegenheid worden gesteld zich hierover te beraden en een standpunt te bepalen. Dit wijkt af van wat tot nu in het algemeen werd aangenomen. Namelijk dat na aanvang van de zitting de vordering slechts kan worden vermeerderd of gewijzigd tot aanvang van het requisitoir.
Bekijk het gehele document hier
Rechtbank: vordering niet-ontvankelijk omdat slachtoffer op moment dat moeder het formulier tekent al 19 jaar is
Rechtbank Rotterdam
Zaaknummer: 10/750091-16
Datum uitspraak: 29-06-2017
Rechtsgebied: strafrecht
Rechtbank Rotterdam verklaart in een uitspraak van juni 2017 de vordering van het slachtoffer van mensenhandel niet-ontvankelijk omdat zij op het moment dat haar moeder het formulier ‘Verzoek tot schadevergoeding’ tekent al 19 jaar oud is en dus meerderjarig is. Uit de uitspraak op rechtspraak.nl kan niet worden opgemaakt of het slachtoffer wel of niet werd bijgestaan door een advocaat of medewerker van SHN. Het is voor het slachtoffer in ieder geval betreurenswaardig dat de vordering door zo’n fout niet-ontvankelijk is, en dat de rechtbank niet alsnog een schadevergoedingsmaatregel heeft opgelegd.
Bekijk het gehele document hier
Rechtbank: shockschade voor identificeren overledene na misdrijf
Rechtbank Noord-Holland
Zaaknummer: 15/800214-16
Datum uitspraak: 26-04-2017
Rechtsgebied: strafrecht
In een uitspraak van april 2017 heeft Rechtbank Noord-Holland een vergoeding voor shockschade toegewezen aan de moeder van het slachtoffer. Het slachtoffer was door haar echtgenoot door verwurging gedood. De moeder van het slachtoffer werd eerst telefonisch over de dood van haar dochter op de hoogte gesteld en zij heeft enkele dagen daarna het stoffelijk overschot van haar dochter geïdentificeerd. Als gevolg hiervan heeft zij PTSS opgelopen. De rechtbank tast hiermee de grenzen van het confrontatie-vereiste af.
Bekijk het gehele document hier
Rechtbank: shockschade voor confrontatie in ziekenhuis na inlichting politie
Rechtbank Overijssel
Zaaknummer: 08.910049-16 (P)
Datum uitspraak: 18-07-2017
Rechtsgebied: strafrecht
In navolging op de bovenstaande zaak een uitspraak van juli 2017 waarin Rechtbank Overijssel (locatie Zwolle) shockschade heeft toegekend aan de moeder van het slachtoffer, ondanks dat de moeder pas in het ziekenhuis met haar dochter is geconfronteerd en zij van tevoren door de politie op de hoogte was gebracht dat haar dochter zeer ernstig was verwond. Deze schok heeft bij de moeder geleid tot PTSS. De rechtbank wijst de gevorderde shockschade van €5.000 toe.
De Rechtbank overweegt daarbij:
“Nabestaanden van het slachtoffer kunnen aanspraak maken op vergoeding van schade in het geval waarin kort gezegd bij degene bij wie door het waarnemen van door een onrechtmatige daad veroorzaakte dood of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan een zodanig shock teweeg wordt gebracht, dat daaruit geestelijk letsel voortvloeit (HR 22 februari 2002, NJ 2002, 240; Shockschade/Taxibus-arrest). Daarbij is voldoende dat een rechtstreeks verband bestaat tussen het gevaarzettende handelen enerzijds en het geestelijk letsel dat een derde door de confrontatie met de gevolgen van dit handelen oploopt anderzijds. Deze confrontatie kan ook plaatsvinden (kort) nadat de gebeurtenis die tot de dood of verwonding van een ander heeft geleid, heeft plaatsgehad. Aan de mate van rechtstreeksheid van de confrontatie dienen minder strenge eisen te worden gesteld naarmate de normschending ernstiger is.” (onderstreping toegevoegd)
Ter onderbouwing van haar vordering heeft [moeder slachtoffer] het volgende aangevoerd. Zij is de moeder van [slachtoffer] . Eind van de avond van 21 juli 2016 stond de politie bij [moeder slachtoffer] voor de deur met de mededeling dat haar dochter was neergestoken. Direct bij aankomst in het ziekenhuis heeft [moeder slachtoffer] haar dochter bezocht en werd daar met de letsels geconfronteerd. Op deze letsels was [moeder slachtoffer] , gezien de inlichtingen van de politie, niet voorbereid. Haar dochter bleek onherkenbaar toegetakeld. […]
Naar het oordeel van de rechtbank is [moeder slachtoffer] binnen niet al te lange tijd nadat haar dochter in het ziekenhuis was gearriveerd, rechtstreeks geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het door verdachte gepleegde ernstige geweld tegen [slachtoffer] . [slachtoffer] is aan de gevolgen van dit ernstige geweld de volgende dag overleden. Bij doodslag op de wijze zoals die hier heeft plaatsgevonden is sprake van een zo ernstige normschending dat geen al te hoge eisen aan de rechtstreeksheid van de confrontatie kunnen worden gesteld. Nu [moeder slachtoffer] haar dochter, kort na het uitgeoefende geweld, heeft gezien, waarbij haar dochter zoveel verwondingen en zwellingen aan haar gezicht had dat zij haar dochter nauwelijks kon herkennen – waarop zij niet was voorbereid – en waarna haar dochter korte tijd later is overleden, is aan die eisen voldaan. Hiermee heeft verdachte ook jegens [moeder slachtoffer] onrechtmatig gehandeld.”
Bekijk het gehele document hier
Rechtbank: uitkering Schadefonds niet verrekenen, noemt o.a. brief Schadefonds
Rechtbank Gelderland
Zaaknummer: 05/880498-16
Datum uitspraak: 21-03-2017
Rechtsgebied: materieel strafrecht
Rechtbank Gelderland geeft in een vonnis van maart 2017 aan dat de uitkering van het Schadefonds Geweldsmisdrijven niet wordt verrekend met de vordering benadeelde partij en wijst de vordering volledig toe. Er wordt in het vonnis daarbij ook verwezen naar de brief van het Schadefonds aan LANGZS.
Bekijk het gehele document hier
Rechtbank: indeling categorieën immateriële schade (webcamafperser)
Rechtbank Amsterdam
Zaaknummer: 13/995008-13
Datum uitspraak: 16-03-2017
Rechtsgebied: strafrecht
In deze zaak bij Rechtbank Amsterdam is de verdachte o.a. chatcontacten aangegaan met tientallen jonge meisjes, waarbij hij zich als jongen of meisje voordeed en hun vertrouwen wist te winnen dat vertrouwen vervolgens misbruikte. In totaal hebben in deze zaak 27 benadeelde partijen een vordering tot vergoeding van schade ingediend.
Drieëntwintig minderjarige meisjes en één meerderjarige man werden hierbij bijgestaan door LANGZS-advocaten. De minderjarige meisjes hebben zowel vergoeding van materiële schade als van immateriële schade gevorderd. De advocaten benadeelde partijen hebben aangevoerd dat het handelen van verdachte een enorme impact op de meisjes heeft gehad. Slachtoffers van het verspreiden van seksueel getinte afbeeldingen via het internet hebben in het algemeen last van gevoelens van schaamte, vernedering en schuldgevoel. Eigenlijk zijn de slachtoffers tot op heden nog steeds ‘gegijzeld’ omdat zij geen controle hebben over de afbeeldingen en/of video’s die geüpload zijn. Ondanks het gebrek aan onderzoek naar de impact van de misdrijven op de individuele slachtoffers, wordt in deze strafzaak pijnlijk zichtbaar wat de gevolgen voor de slachtoffers zijn. De slachtoffers moeten dan ook gecompenseerd worden voor hun schade, ongeacht de vraag of er veel of weinig bekend is over de psychische gevolgen. Uit de slachtofferverklaringen blijkt voldoende wat de gevolgen voor hen individueel zijn. In het civiele recht zijn er verschillende categorieën op basis waarvan een slachtoffer aanspraak kan maken op smartengeld. Naast dat sprake kan zijn van lichamelijk letsel of het schaden van de eer of goede naam, kan ook smartengeld gevorderd worden als een slachtoffer op een andere manier in zijn persoon is aangetast. De vorderingen in deze zaak zijn gebaseerd op deze laatste categorie. Volgens de advocaten kan in deze zaak ook van een aantasting in de persoon worden gesproken als er geen officieel vastgesteld geestelijk letsel is. Er is immers sprake van een ernstige normschending en een ernstige schending van de persoonlijke levenssfeer. Ook de gevolgen voor de slachtoffers zijn bijzonder ernstig. Voor het bepalen van de hoogte van de schade is door de advocaten een indeling gemaakt in vijf categorieën naar de aard van het tenlastegelegde en de aard van de daardoor ondervonden schade:
1: aansporen/aandringen om iets te doen, daarbij zichzelf betasten en/of penetreren: € 1.500,-
2: onechte afbeeldingen/video’s maken en/of verspreiden: € 1.750,-
3: dwingen om iets te doen, daarbij zichzelf betasten en/of penetreren, met bedreiging: € 2.500,-
4: categorie III plus verspreiding: € 4.000,-
5: gevallen die wat betreft duur van de handelingen, de aard van de handelingen en de ernst van de gevolgen niet in voornoemde categorieën vallen: € 5.000 tot € 10.000.
De rechtbank volgt het betoog van de advocaten van de minderjarige meisjes dat zij immateriële schade hebben geleden. De slachtoffers die op zitting het woord hebben gevoerd of zich hebben uitgesproken in een schriftelijke slachtofferverklaring, geven allemaal aan dat hun leven door verdachte compleet (in negatieve zin) is veranderd. Meerdere malen is naar voren gekomen dat de meisjes zelfmoordgedachten hadden als gevolg van het handelen van verdachte en meerdere meisjes hebben (intensieve) therapie gevolgd of zijn daar nog mee bezig om de gebeurtenissen te verwerken. Het is dan ook evident dat de lichamelijke integriteit van de minderjarige meisjes op grove wijze is geschonden. Onder deze omstandigheden is niet vereist dat per geval een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is vastgesteld aan de hand van concrete en objectieve gegevens. Het vaststellen van de geleden schade levert dan ook geen onevenredige belasting van het strafgeding op, terwijl het causaal verband tussen de bewezen verklaarde gedragingen van verdachte en de schade van de slachtoffers voldoende vaststaat. De rechter heeft veel vrijheid bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding. Daarbij kunnen volgens vaste rechtspraak alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen. De rechtbank vindt de door de advocaten naar voren gebrachte indeling in categorieën niet onredelijk en zal daarom bij het toekennen van een schadevergoeding aansluiten bij die indeling. Bij de indeling zijn de verschillende gradaties van ernst van de bewezen geachte feiten betrokken en de mate waarin de minderjarige meisjes zijn getroffen en hen leed is aangedaan. De rechtbank heeft hierbij ook rekening gehouden met bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend en heeft gekeken naar de ontwikkelingen in andere landen.
Bekijk het gehele document hier
Rechtbank: vanwege eerder seksueel misbruik vordering volledig niet-ontvankelijk
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Zaaknummer: 02-700193-16
Datum uitspraak: 23-03-2017
Rechtsgebied: strafrecht
Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart in een uitspraak van maart 2017 de vordering van het 14-jarige slachtoffer van ontucht en seksueel binnendringen volledig niet-ontvankelijk omdat zij blijkbaar al een geschiedenis had van eerder seksueel misbruik. De rechtbank zegt daardoor de immateriële schade niet vast te kunnen stellen. Zo gaat de rechtbank dus voorbij aan de vaste jurisprudentie waar in de uitspraak hieronder wel naar wordt verwezen.
De raadsman van de verdachte heeft de vordering betwist en stelt dat uit de stukken blijkt dat het slachtoffer eerder bij zedenzaken is betrokken, dat niet is vast te stellen hoeveel zedenzaken dat zijn geweest, hoe ernstig deze zijn geweest, wat haar rol daarbij is geweest en wat de gevolgen daarvan voor haar zijn geweest. De psychische schade die ze uit de onderhavige feiten zou hebben geleden is niet gespecificeerd. Het causaal verband tussen dat feit en de gestelde schade ontbreekt. De rechtbank overweegt dat voor vergoeding van (im)materiële schade alleen die schade in aanmerking komt die rechtstreeks het gevolg is van de tenlastegelegde feiten. De hoogte van die schade is in dit geval niet eenvoudig vast te stellen. De rechtbank overweegt dat het slachtoffer tegenover de politie heeft verklaard dat zij al tweemaal eerder slachtoffer is geworden van een zedendelict, dat de verdachte van het meest ernstige feit (verkrachting) is vrijgesproken en dat het slachtoffer voorafgaand aan de feiten al hulpverlening had. Mede gelet op het verweer van de raadsman over de omvang van de schade en betwisting van het causaal verband tussen het handelen van verdachte en de gestelde schade maakt dat de rechtbank die schade in dit strafgeding niet eenvoudig kan bepalen en verklaart de vordering niet-ontvankelijk.
Bekijk de gehele uitspraak hier
Rechtbank: een verdachte moet een slachtoffer nemen zoals diegene is
Rechtbank Amsterdam
Zaaknummer: 13/684268-16 (A) + 13/659408-15 (B) + 13/741312-14 (TUL) + 13/684589-14 (TUL) + 13/860187-13 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 20-12-2016
Rechtsgebied: strafrecht
Rechtbank Amsterdam geeft in een uitspraak van december 2016 aan dat uit vaste jurisprudentie blijkt dat een verdachte een slachtoffer moet nemen zoals diegene is. Een bijzondere lichamelijke of geestelijke gesteldheid van het slachtoffer doet aan dit uitgangspunt niet af.
In deze zaak heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan o.a. een verkrachting. De vordering van een van de benadeelde partijen wordt door de verdediging betwist, waarbij o.a. door de raadsman wordt aangevoerd dat de schade niet exact valt te herleiden tot het feit omdat het slachtoffer kennelijk een belaste voorgeschiedenis heeft en uit het dossier blijkt dat zij nadien nog door een ander dan de verdachte is verkracht. De rechtbank geeft aan dat vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De vordering is onderbouwd met onder meer reisoverzichten, medische verklaringen, een schriftelijke slachtofferverklaring en vergelijkbare jurisprudentie. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat een verdachte een slachtoffer moet nemen zoals diegene is. Een bijzondere lichamelijke of geestelijke gesteldheid van het slachtoffer doet aan dit uitgangspunt niet af. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. Door het slachtoffer te verkrachten heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Een immateriële schadevergoeding van € 5.000,00 acht de rechtbank zonder meer redelijk gelet op de ernst van de verkrachting (in de woning van het slachtoffer), de gevolgen die deze verkrachting tot op heden voor haar hebben gehad en de bedragen die in soortgelijke zaken zijn toegewezen. De rechtbank wijst daarom de vordering in zijn geheel toe.
Bekijk de gehele uitspraak hier
Gerechtshof: bevestiging uitspraak rechtbank – verdachte moet slachtoffer nemen zoals diegene is
Gerechtshof Amsterdam
Zaaknummer: 23-004804-16
Datum uitspraak: 18-05-2017
Rechtsgebied: strafrecht
In navolging op bovenstaande uitspraak van Rechtbank Amsterdam van december 2016 – uit vaste jurisprudentie blijkt dat een verdachte een slachtoffer moet nemen zoals diegene is. Een bijzondere lichamelijke of geestelijke gesteldheid van het slachtoffer doet aan dit uitgangspunt niet af – de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam.
In het arrest van mei 2017 geeft het Gerechtshof het volgende aan: “Het standpunt van de verdediging miskent dat wanneer de schade een gevolg kan zijn van twee verschillende gebeurtenissen voor elk waarvan een andere persoon aansprakelijk is, en vaststaat dat de schade door ten minste één van deze gebeurtenissen is ontstaan, ingevolge artikel 6:99 van het Burgerlijk Wetboek de verplichting om de schade te vergoeden rust op ieder van deze personen, tenzij hij bewijst dat deze niet het gevolg is van een gebeurtenis waarvoor hijzelf aansprakelijk is. Noch in het dossier, noch in het verhandelde ter terechtzitting ziet het hof enig aanknopingspunt voor de stelling dat de door de benadeelde partij beschreven – en met de onderhavige verkrachting in verband gebrachte – schade niet (in enige mate) een gevolg is van die verkrachting.”
Bekijk de gehele uitspraak hier
Gerechtshof: ondanks ontbreken vordering benadeelde partij eerste aanleg toch schadevergoedingsmaatregel
Gerechtshof Den Haag
Zaaknummer: 22-005103-15
Datum uitspraak: 09-11-2016
Rechtsgebied: strafrecht
Het Gerechtshof Den Haag heeft in een beslissing van november 2016 ondanks het ontbreken van een vordering benadeelde partij in eerste aanleg, toch een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de verdachte voor de desbetreffende benadeelde partij.
Het hof stelt vast dat een van de benadeelde partijen in eerste aanleg geen vordering als benadeelde partij heeft ingediend, maar geeft aan dat dit niet uitsluit dat ten behoeve van deze benadeelde partij een schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd. De verdediging heeft zich hier niet op kunnen voorbereiden dus het verzoek in hoger beroep moet extra nauwkeurig worden bezien. De advocaat-generaal heeft het hof verzocht het verzoek van deze benadeelde partij welwillend te benaderen. De door de benadeelde partij opgevoerde posten sluiten volledig aan bij wat in de aangifte is aangegeven en ook bij de toegewezen vorderingen van de andere benadeelde partijen. Zo kan de juistheid van de vordering voldoende worden vastgesteld en voor de schade van ter hoogte van € 6.460,00 (€ 6.260,00 aan materiële schade en € 200,00 aan immateriële schade) een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Bekijk de gehele uitspraak hier
Gerechtshof: schadevergoedingsmaatregel voor hoger bedrag opgelegd dan kan worden toegewezen
Gerechtshof Amsterdam
Zaaknummer: 23-002155 en 23-002273-14
Datum uitspraak: 22-12-2016
Rechtsgebied: strafrecht
Het Gerechtshof Amsterdam heeft in een arrest van december 2016 een schadevergoedingsmaatregel voor een hoger bedrag opgelegd dan in hoger beroep aan het slachtoffer als benadeelde partij kan worden toegewezen.
Een man is door het hof veroordeeld voor o.a. twee verkrachtingen. De man was eerder door de rechtbank Amsterdam en de rechtbank Noord-Holland hiervoor vrijgesproken. De verdachte moet beide slachtoffers schadevergoeding betalen. In één geval wordt de
schadevergoedingsmaatregel voor een hoger bedrag opgelegd dan in hoger beroep aan het slachtoffer als benadeelde partij kan worden toegewezen.
De desbetreffende benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding waarvan € 3.500,00 voor immateriële schade. In hoger beroep heeft de benadeelde partij zich opnieuw gevoegd voor hetzelfde bedrag.
De gemachtigde van de benadeelde partij, een LANGZS-deelnemer, heeft zich op de terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het in eerste aanleg voor immateriële schade gevorderde bedrag onvoldoende recht doet aan de gevolgen die de benadeelde partij heeft ondervonden. Daarom heeft zij aan het hof verzocht om een schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte op te leggen tot een bedrag van € 10.000,00 voor immateriële schade.
Het hof geeft aan dat de begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, en dat die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast (HR 17 november 2000, NJ 2001/215). Vervolgens schat het hof de omvang van de immateriële schade net als de advocaat-generaal op € 7.500,00. Naast de omstandigheden in deze specifieke zaak heeft het hof verder gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
De benadeelde partij kan zich in hoger beroep binnen de grenzen van haar eerste vordering voegen. De vordering kan voor de compensatie van immateriële schade, slechts tot een bedrag van € 3.500,00 worden toegewezen. De vraag of aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd, ook voor zover de geleden immateriële schade het bedrag van € 3.500,00 overstijgt beantwoordt het hof bevestigend. Het hof is namelijk van oordeel dat het wettelijk systeem zich hiertegen niet verzet.
Bekijk de gehele uitspraak hier
Rechtbank: €40.000 shockschade voor 7-jarige zoon die zijn overleden moeder vond
Rechtbank Gelderland
Zaaknummer: 294607
Datum uitspraak: 12-10-2016
Rechtsgebied: civiel recht
Rechtbank Gelderland heeft in een vonnis van oktober 2016 € 40.000,- shockschade toegekend aan de 7-jarige zoon die zijn overleden moeder vond. Eerder was de gedaagde van deze zaak door gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest in april 2015 schuldig bevonden aan doodslag en veroordeeld tot 7 jaar gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging. Bij die strafzaak was de vordering voor shockschade niet behandeld omdat het hof van oordeel was dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleverde.
De Rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de zoon, gelet op de omstandigheden waaronder hij zijn moeder heeft aangetroffen, sprake is van een directe en rechtstreekse confrontatie met de gevolgen van het misdrijf en dat het geen twijfel lijdt dat hij bij deze confrontatie een ernstige psychische schok heeft opgelopen. Daarnaast is vast komen te staan dat sprake is geweest van een zodanig ernstige schok dat deze heeft geleid tot geestelijk letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, namelijk PTSS.
Vervolgens geeft de Rechtbank aan dat bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding voor immateriële schade naar billijkheid rekening dient te worden gehouden met alle omstandigheden, waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de ernst van het verwijt en de aard en ernst van het psychische letsel en wat volgens de jurisprudentie in vergelijkbare gevallen gebruikelijk is.
De Rechtbank geeft aan:
“Het gaat in deze zaak om een misdrijf dat is gepleegd in de eigen, veilige woonomgeving van [minderjarige] , destijds zeven jaar oud, terwijl hij en zijn moeder ’s nachts lagen te slapen. [minderjarige] heeft zijn moeder de volgende ochtend in haar slaapkamer naast haar bed gevonden, gewurgd, met uiterlijke verwondingen en liggend in een plas bloed. Nadat [minderjarige] het alarmnummer 112 had gebeld is hij, totdat de politie arriveerde, nog enige tijd alleen met het lichaam van zijn overleden moeder in de woning geweest. Toen de politie was gearriveerd mocht [minderjarige] de woning niet verlaten totdat de politie haar sporenonderzoek had afgerond, waarbij ook forensisch onderzoek aan zijn eigen lichaam is verricht. [minderjarige] lijdt onder meer aan posttraumatische stressklachten, passend bij het beeld van een DSM-IV-TR classificatie Posttraumatische Stress Stoornis. Deze klachten belemmeren [minderjarige] tot op heden aanzienlijk in zijn functioneren. Er is een negatief effect op onder andere zijn zelfvertrouwen, vertrouwen in anderen en in zijn basisgevoel van veiligheid, aldus de psycholoog die [minderjarige] behandelt.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de brute wijze waarop [gedaagde] [betrokkene] om het leven heeft gebracht, de gruwelijke omstandigheden waaronder [minderjarige] zijn moeder de ochtend daarna heeft aangetroffen in zijn eigen woonomgeving, waarbij hij gedurende het sporenonderzoek de woning niet mocht verlaten, zonder dat hij gedurende die tijd bijstand had van vertrouwde personen en rekening houdend met de jonge leeftijd van [minderjarige] ten tijde van het misdrijf, de gevolgen die [minderjarige] daarvan ondervindt en de mogelijke (ernstige) gevolgen die hij daarvan gedurende zijn verdere leven nog zal ondervinden, en gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen van ‘shockschade’ worden toegekend, een bedrag van € 40.000,00 aan immateriële schadevergoeding gerechtvaardigd is. Dit bedrag zal worden toegewezen, evenals de gevorderde wettelijke rente. Zoals gevorderd zal worden bepaald dat dit bedrag wordt gestort op een rekening met een BEM-clausule.”
Bij de strafzaak had de (wettelijk vertegenwoordiger van de) zoon overigens daarnaast ook smartengeld gevorderd. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden stelde echter dat is bepaald dat affectieschade niet toewijsbaar is en verklaarde daarom dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. Ook Rechtbank Gelderland wees er in de civiele zaak op dat men geen vordering geldend kan maken tot vergoeding van nadeel wegens het verdriet dat iemand ondervindt als gevolg van het overlijden van een naaste.
Toch is het aan te raden een vordering voor affectieschade in te dienen voor cliënten die een naaste zijn verloren. Dit zorgt er namelijk voor dat, indien er in de zaak hoger beroep wordt ingesteld en de wet Vergoeding Affectieschade ten tijden van de behandeling van dat beroep in werking is getreden, deze vordering in hoger beroep gehandhaafd kan worden. Indien het vorderen van affectieschade in eerste aanleg achterwege wordt gelaten, loopt de nabestaande derhalve het risico om vergoeding van deze schadepost in hoger beroep mis te lopen.
Bekijk de gehele uitspraak hier
Rechtbank: schadevergoeding nabestaande ten koste van de Staat
Rechtbank Noord-Holland
Zaaknummer: 15/860240-15
Datum uitspraak: 04-11-2016
Rechtsgebied: strafrecht
In oktober 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland in een strafzaak aan nabestaanden ten laste van de Staat een vergoeding voor de reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van de zittingen toegekend, omdat de EU-richtlijn minimumnormen voor slachtoffers directe werking heeft.
De Rechtbank geeft aan dat op grond van artikel 14 van de richtlijn de overheid een voorziening moet treffen waarin is geregeld onder welke voorwaarden en op welke wijze het slachtoffer gemaakte kosten in verband met het strafproces vergoed kan krijgen. Dat geldt niet alleen voor het slachtoffer als benadeelde partij, maar ook in hoedanigheid van slachtoffer/nabestaande. In de Nederlandse wet is deze voorziening echter nog niet geregeld.
De Rechtbank geeft aan:
“Voormelde richtlijn had op 16 november 2015 geïmplementeerd moeten zijn. De richtlijn is op dit punt in artikel 14 voldoende duidelijk, nauwkeurig en onvoorwaardelijk om rechtstreekse werking te kunnen hebben.
Gelet op de directe werking van artikel 14 van voormelde Europese richtlijn, de bedoeling van de wetgever, zoals blijkt uit de hiervoor geciteerde memorie van toelichting, alsmede gelet op de na de per 1 juli 2016 in werking getreden wetswijziging Versterking Positie Slachtoffers uitgebreide rol van het slachtoffer en/of de nabestaande in het strafproces, zal de rechtbank in deze zaak de reis- en verblijfkosten vaststellen, die door de staat aan het slachtoffer dienen te worden vergoed.”
Bekijk de gehele uitspraak hier
Rechtbank: voorwaarden spreekrecht middels videoboodschap
Rechtbank Noord-Holland
Zaaknummer: 15/860240-15
Datum uitspraak: 19-09-2016
Rechtsgebied: strafrecht
De Rechtbank Noord-Holland oordeelt in een beslissing van september 2016 dat het verzoek tot het uitoefenen van spreekrecht middels videoboodschap wordt toegewezen, maar dat de videoboodschap wel aan enkele voorwaarden dient te voldoen.
De advocaat van de nabestaanden had ter terechtzitting verzocht om de 92-jarige moeder van het slachtoffer toestemming te geven om door middel van een videoboodschap gebruik te maken van haar spreekrecht. De moeder van het slachtoffer wilde namelijk graag gebruik maken van haar spreekrecht, maar is zo ziek dat zij niet in staat is dat ter zitting te doen. De advocaat verwees ter onderbouwing van zijn verzoek naar een precedent bij de Rechtbank Leeuwarden.
Opvallend is dat, terwijl van de zijde van de verdediging geen bezwaren zijn geuit tegen inwilliging van het verzoek, de officier van justitie zich ertegen verzet. De officier stelt dat het spreekrecht van de moeder van het slachtoffer kan worden uitgeoefend door een van de andere nabestaanden van het slachtoffer.
De rechtbank wijst het verzoek om gebruik te maken van spreekrecht door middel van een videoboodschap toe en verbindt daaraan de volgende voorwaarden:
“– de inhoud van de videoboodschap dient zich te beperken tot het gesproken woord van de moeder van het slachtoffer;
– de videoboodschap bevat ook anderszins niet meer dan een slachtofferverklaring zoals die ter zitting zou zijn afgelegd;
– de opgenomen videoboodschap dient uiterlijk 27 september 2016 door de rechtbank in MPEG- of AVI-formaat te zijn ontvangen.”
Bekijk de gehele uitspraak hier
Gerechtshof: berekening schadevergoeding slachtoffers mensenhandel
Gerechtshof Den Haag
Zaaknummer: 2200158714
Datum uitspraak: 15-09-2016
Rechtsgebied: strafrecht
Het Gerechtshof Den Haag gaf in een arrest van september 2016 aan dat van de vorderingen van de drie benadeelde partijen door twee van hen slechts onderbouwd is met geschatte inkomsten en geschatte kosten, en in één geval met jaarinkomsten volgens de belastingdienst en voor het overige met geschatte inkomsten en geschatte kosten. Het Hof is van oordeel dat de onderbouwing van de vorderingen van de drie benadeelde partijen daarmee ernstig te wensen overlaat. Het ging hier om vorderingen voor materiële schade van € 300.000,-, € 550.000,-, en € 900.000,-.
Het Hof geeft vervolgens de volgende berekening:
“De vorderingen van de benadeelde partijen zijn door twee van hen slechts onderbouwd met geschatte inkomsten en geschatte kosten, en in een geval met jaarinkomsten volgens de belastingdienst en voor het overige met geschatte inkomsten en geschatte kosten. De onderbouwing van de vorderingen van de drie benadeelde partijen laat daarmee ernstig te wensen over.
Het hof acht evenwel in de lijn van de staande jurisprudentie in mensenhandelzaken aannemelijk dat de aangeefsters per dag dat zij in de prostitutie werkten ieder € 100,- per
gewerkte dag hebben afgedragen aan de verdachte en zijn mededader. De bewezen verklaarde periode betreft ten aanzien van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
respectievelijk 38 maanden, 69 maanden en 106 maanden. Het hof gaat er hierbij – in het voordeel van de verdachte van uit dat de aangeefsters vijf dagen per week werkten, dat een maand vier weken omvat en dat de aangeefsters gemiddeld zes weken per jaar niet hebben gewerkt in de prostitutie. Het hof is gelet daarop van oordeel dat er bij de
berekening van de materiële schade € 3.000,- per jaar in mindering dient te worden gebracht, hetgeen neerkomt op (€ 3.000,- / 12 maanden) € 250,- per maand.
De berekeningen ten aanzien van de materiële schade komen er gelet op het voorgaande als volgt uit te zien:
– [slachtoffer 1]: 38 maanden maal 20 dagen maal € 100,-
is € 76.000,- minus (38 maanden maal € 250,- is afgerond) € 9.500,- is € 66.500,-;
– [slachtoffer 2]: 69 maanden maal 20 dagen maal € 100,-
is € 138.000,- minus (69 maanden maal € 250,- is afgerond) € 17.250,- is € 120.750,-;
– [slachtoffer 3]: 106 maanden maal 20 dagen maal € 100,-
is € 212.000,- minus (106 maanden maal € 250,- is afgerond) € 26.500,- is € 185.500,-.”
Bekijk de gehele uitspraak hier
Gerechtshof: uitkering Schadefonds wordt niet in mindering gebracht op vordering benadeelde partij
Gerechtshof Den Haag
Zaaknummer: 2200203915
Datum uitspraak: 25-02-2016
Rechtsgebied: strafrecht
Het Gerechtshof Den Haag heeft in een arrest van februari 2016 geoordeeld dat de schadevergoeding van het slachtoffer niet verminderd mag worden met het bedrag dat reeds door het Schadefonds Geweldsmisdrijven aan het slachtoffer is uitgekeerd.
Het Hof maakt de motivering van de Rechtbank hierover tot de zijne. Deze motivering is als volgt:
“De rechtbank ziet geen aanleiding om het bedrag van € 7.500,- dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven aan de benadeelde partij als voorschot heeft uitgekeerd, in mindering te brengen op het toegekende bedrag aan schadevergoeding. Daartoe is redengevend dat genoemd bedrag uitdrukkelijk voorwaardelijk is uitgekeerd en dat de benadeelde partij dit bedrag dient terug te betalen indien aan de voorwaarde, te weten een verhaalsmogelijkheid bij de dader van het strafbare feit, is voldaan. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn stelling dat dit gedeelte van de vordering ten laste van de algemene middelen zou moeten komen.” (r.o. 7.3)
Eerder oordeelde het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch dat de door het Schadefonds aan benadeelde partij uitgekeerde bedragen niet in mindering komen op hetgeen het slachtoffer in de strafzaak vordert.
Bekijk de gehele uitspraak hier
Rechtbank: anonimiteit slachtoffer staat ontvankelijkheid benadeelde partij niet in de weg
Rechtbank Limburg
Zaaknummer: 03/700175-15
Datum uitspraak: 06-10-2015
Rechtsgebied: strafrecht
In deze zaak is de verdachte op 4 oktober 2015 door de Rechtbank Limburg veroordeeld voor drie bedreigingen met een automatisch vuurwapen midden in de nacht. Daarnaast heeft de Rechtbank de vordering benadeelde partij, bekend onder nn040415, gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00.
De Rechtbank overweegt in r.o. 7.1.4 als volgt:
“Als hoofdregel geldt dat de identiteit van de benadeelde partij bekend moet zijn op straffe van niet-ontvankelijkheid. Gezien de omstandigheden waaronder het onder 1 bewezenverklaarde is gepleegd, is het voor de rechtbank uitermate begrijpelijk en invoelbaar dat aangeefster ervoor heeft gekozen anoniem aangifte te doen. Deze door de wetgever gecreëerde mogelijkheid ziet bij uitstek op een feit als het feit waarvan aangeefster nn040415 slachtoffer is geworden. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien waarom aangeefster haar begrijpelijk gekozen anonimiteit niet zou mogen voortzetten wanneer zij de door haar geleden schade door verdachte vergoed wenst te zien, temeer nu de verdediging als gevolg van de anonimiteit op geen enkele wijze wordt beknot in haar verdedigingsrecht.”
Bekijk de gehele uitspraak hier
Hoge Raad: schadevergoedingsmaatregel mogelijk bij toepassing artikel 9a Sr
Hoge Raad
Zaaknummer: 14/05651
Datum uitspraak: 03-11-2015
Rechtsgebied: strafrecht
De Hoge Raad heeft op 3 november 2015 arrest gewezen in een zaak waarbij de verdachte door het Hof is veroordeeld voor vernieling. Daarbij is bepaald dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd, is de vordering benadeelde partij toegewezen en is ten behoeve van het slachtoffer de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof en klaagt dat het Hof ten onrechte de schadevergoedingsmaatregel heeft opgelegd. De verdachte stelt dat de tekst van artikel 36f Sr, eerste lid, zich verzet tegen de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel indien verdachte op de voet van art. 9a Sr wordt veroordeeld zonder oplegging van straf.
De Hoge Raad concludeert dat moet worden aangenomen dat de wetgever bij de wetswijziging van artikel 36f Sr van 1 januari 2014 geenszins de bedoeling had voortaan het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel niet meer mogelijk te maken in het geval de verdachte op de voet van artikel 9a Sr wordt veroordeeld zonder oplegging van straf, en dat de – in de wetsgeschiedenis ook niet nader toegelichte – invoeging in artikel 36f, eerste lid, Sr na het woord ‘veroordeeld’ van de woorden ’tot een straf’, op een kennelijke vergissing berust. Artikel 36f, eerste lid, Sr moet volgens de Hoge Raad worden gelezen alsof de woorden ’tot een straf’ daarin niet voorkomen. Het middel, dat uitgaat van een andere opvatting, faalt.
Bekijk de gehele uitspraak hier
Rechtbank: zorgwekkende beslissing rechtbank op vordering benadeelde partij in Valkenburgse zedenzaak
Rechtbank Limburg
Zaaknummer: 03/866067-15
Datum uitspraak: 30-07-2015
Rechtsgebied: strafrecht
De rechtbank Limburg heeft in een zaak tegen een van de verdachten in de Valkenburgse zedenzaak een opmerkelijke beslissing genomen op de vordering benadeelde partij van het 16-jarige slachtoffer.
In deze zaak vordert het slachtoffer primair een bedrag van € 2.500 aan immateriële schade. Subsidiair vordert het slachtoffer dat alle verdachten – die zich dienen te verantwoorden voor hun gedrag ten opzichte van het slachtoffer – moeten opkomen voor een en hetzelfde bedrag te weten een bedrag van € 25.000. Meer subsidiair verzoekt het slachtoffer dat de rechtbank een smartengeldbedrag naar redelijkheid en billijkheid vaststelt.
De advocaat van de verdachte vindt dat de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Het definitieve bedrag aan geleden immateriële schade dient volgens de raadsman door de burgerlijke rechter te worden vastgesteld. Pas dan kan worden bepaald wie welk deel van die schade moet betalen. Er is volgens de raadsman sprake van een en dezelfde schade, namelijk de schade die het meisje heeft geleden door de situatie waarin zij in 2014 terecht is gekomen.
In r.o. 7.3 overweegt de rechtbank over de vordering benadeelde partij als volgt. De rechtbank is – gelet op het standpunt van de verdediging – van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding vormt. Het is volgens de rechtbank niet onwaarschijnlijk dat er voor de verdediging in het kader van een civiele procedure in een zaak als deze meer juridische instrumenten beschikbaar zijn om op een adequate wijze de vordering te betwisten. Die mogelijkheden heeft de verdediging nu niet. Dat artikel 361 Sv voor de benadeelde partij ruimere mogelijkheden biedt om sneller (dan via een civiele procedure) een beslissing te krijgen op haar vordering, maakt nog niet dat dit ten nadele van verdachte moet gaan werken en ten koste moet gaan van de mogelijkheden die de verdediging tegen de vordering kan inbrengen tijdens een civiele procedure, aldus de rechtbank. De benadeelde partij zal dan ook in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het bestuur van LANGZS heeft kritiek op deze beslissing. De strafrechter kan tot niet-ontvankelijkverklaring overgaan indien hij niet verzekerd acht dat de verdediging in voldoende mate in de gelegenheid is geweest om naar voren te brengen hetgeen zij tot verweer tegen de vordering kan aanvoeren en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren (HR 15 september 2006, NJ 2007/484). De rechtbank dient dan wel te motiveren waarom in dit specifieke geval er onvoldoende gelegenheid tot verweer of bewijslevering mogelijk is geweest. Deze motivering ontbreekt in dit vonnis.
Het enkele feit dat het niet onwaarschijnlijk is dat er voor de verdediging in het kader van een civiele procedure meer juridische instrumenten beschikbaar zijn om op een adequate wijze de vordering te betwisten, mag nooit een reden voor een strafrechter zijn om een vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Dit is immers altijd het geval. De redenering van de rechtbank zorgt ervoor dat wanneer een verdachte zich in de toekomst op deze argumentatie beroept, een vordering benadeelde partij nimmer kan worden toegewezen. Daarnaast verhoudt het zich niet met de rechten van het slachtoffer en het belang voor alle partijen om verdere civiele procedures te voorkomen.
Bekijk de gehele uitspraak hier
Rechtbank: vordering benadeelde partij na sluiting onderzoek ter zitting alsnog toegelaten
Rechtbank Gelderland
Zaaknummer: 05/860025-15
Datum uitspraak: 24-06-2015
Rechtsgebied: strafrecht
De rechtbank Gelderland heeft zich, in een zaak betreffende diefstal met geweld, uitgelaten over een te laat ingediend verzoek van het slachtoffer tot voeging als benadeelde partij in het strafproces.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting ontving de rechtbank een brief van de advocaat van het slachtoffer, waarin gesteld werd dat het slachtoffer zich als benadeelde partij in het strafgeding had willen voegen. Het slachtoffer was echter door Slachtofferhulp niet op de hoogte gesteld van de datum van de terechtzitting. De rechtbank heropende hierop het onderzoek, teneinde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen alsnog een vordering tot schadevergoeding in te dienen. In het vonnis onderbouwt de rechtbank deze beslissing als volgt:
“Hoewel de vordering niet tijdig, dat wil zeggen overeenkomstig artikel 51g Sv vóór de terechtzitting dan wel ter terechtzitting vóór het requisitoir van de officier van justitie is ingediend, zal de rechtbank de vordering toch in behandeling nemen. De strekking van dit voorschrift is te verzekeren dat de verdediging zich kan verweren tegen de vordering en niet wordt overvallen door indiening op het laatste moment. Aan die strekking is voldaan nu de vordering na de eerste zitting en voorafgaande aan de tweede zitting aan de raadsman is toegezonden en de verdediging daarmee de gelegenheid is geboden zich te verweren tegen de vordering. Niet-ontvankelijkverklaring van de vordering als gevolg van het (door de overheid in de hand gewerkte) verzuim deze tijdig in te dienen, zou ertoe leiden dat de benadeelde partij zich tot de civiele rechter moet wenden en verstoken blijft van belangrijke voordelen van de behandeling van de vordering in het strafgeding. Zij zou zelf moeten procederen en het toegewezen bedrag zelf moeten incasseren, terwijl, indien de strafrechter de vordering toewijst en de schadevergoedingsmaatregel oplegt, de overheid dit ter hand neemt en bij gebleken betalingsonmacht een voorschot kan toekennen.”
Bekijk de gehele uitspraak hier
Gerechtshof: civiele contact- en gebiedsverboden vs. bijzondere voorwaarden in strafproces
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Zaaknummer: 200.150.533
Datum uitspraak: 07-10-2014
Rechtsgebied: civiel recht
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 7 oktober 2014 in een civiele procedure arrest gewezen in een zedenzaak waarbij een minderjarige seksueel is misbruikt. Slachtoffer en dader woonden in dezelfde straat.
Het hof legt een contact- en tevens een vestigings- en verblijfsverbod op. Dit ondanks het feit dat de strafrechter in de strafzaak aan de voorwaardelijke straf van de dader als bijzondere voorwaarde ook al een contact- en gebiedsverbod gekoppeld had.
Het hof overweegt dat het feit dat de strafrechter als bijzondere voorwaarde al een contact- en gebiedsverbod heeft opgelegd niet betekent dat de civiele rechter niet tevens soortgelijke verboden kan opleggen.
Bekijk de gehele uitspraak hier
Rechtbank: katholieke kerk moet het indienen van klachten over seksueel misbruik langer mogelijk maken
Rechtbank Midden-Nederland
Zaaknummer: C/16/374490 KG ZA 14-559
Datum uitspraak: 01-10-2014
Rechtsgebied: civiel recht
De katholieke kerk moet het indienen van klachten over seksueel misbruik langer mogelijk maken. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland op 1 oktober 2014 beslist. Het meldpunt RKK dient volgens de voorzieningenrechter tot 1 mei 2015 open te zijn.
De bisschoppenconferentie c.s. besloot eerder het meldpunt per 1 juli 2014 te sluiten voor verjaarde zaken en zaken tegen overleden personen. Vijf vrouwen en het Vrouwenplatform Kerkelijk Kindermisbruik vroegen in een kort geding het indienen van klachten in dit soort zaken langer mogelijk te maken.
Het meldpunt heeft 2 jaar en 8 maanden verjaarde zaken en zaken tegen overleden personen in behandeling genomen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is een duur van 3,5 jaar een redelijke termijn. Hierbij is ook gekeken naar termijnen die in omringende landen gelden voor vergelijkbare klachtenregelingen. Dit betekent dat het meldpunt tot 1 mei 2015 klachten over seksueel misbruik in behandeling moet nemen.
Bekijk de gehele uitspraak hier
Hoge Raad: geen cassatie in Amsterdamse zedenzaak
Hoge Raad
Zaaknummer: 13/02961
Datum uitspraak: 16-09-2014
Rechtsgebied: strafrecht
Zowel verdachte Roberts M. als de slachtoffers en hun ouders stelden beroep in cassatie in tegen het arrest van het hof Amsterdam. Zowel de klachten van de verdachte als de klachten van de benadeelde partij kunnen volgende de Hoge Raad niet tot cassatie leiden.
Bekijk de gehele uitspraak hier
Rechtbank: rechtbank meent dat een immateriële schadevergoeding van €25.000 billijk is
Rechtbank Noord-Holland
Zaaknummer: C14/14/135155 HA ZA 12-57
Datum uitspraak: 27-08-2014
Rechtsgebied: civiel recht
De rechtbank Noord-Holland heeft op 27 augustus 2014 vonnis gewezen in een zaak waarbij een bokser op straat werd neergeschoten. Bij immateriële schade houdt de rechtbank rekening met vergelijkbare gevallen, maar merkt daarbij meteen op dat de jurisprudentie niet veel door een kogelregen gevelde topsporter kent. De rechtbank merkt in haar vonnis op dat zij niet doof is voor signalen uit de rechtswetenschap dat de vergoeding voor immateriële schadevergoeding in Nederland ten opzichte van het buitenland de afgelopen decennia uit de pas is gaan lopen en dat, ware geldontwaarding volledig verdisconteerd, zelfs sprake is van een achteruitgang in de hoogte ervan. De rechtbank meent dat in onderhavig geval een immateriële schadevergoeding van € 25.000,- billijk is.
Bekijk de gehele uitspraak hier
Hoge Raad: tongzoen kan voortaan niet meer als verkrachting worden gekwalificeerd in de zin van art. 242 Sr
Hoge Raad
Zaaknummer: 11/05421
Datum uitspraak: 12-03-2013
Rechtsgebied: strafrecht
In deze zaak komt de Hoge Raad terug van zijn eerder aan art. 242 Sr gegeven interpretatie. De eisen van rechtszekerheid staan er niet aan in de weg dat, hoewel een tongzoen op zichzelf wel het binnendringen van het lichaam met seksuele strekking oplevert, deze in redelijkheid niet op één lijn kan worden gesteld met geslachtsgemeenschap of een wat betreft de ernst van de inbreuk op de seksuele integriteit daarmee vergelijkbare gedraging, zodat een tongzoen voortaan niet meer als verkrachting in de zin van art. 242 Sr kan worden gekwalificeerd.