Slachtofferhulp Nederland ontvangt van de politie via elektronisch dataverkeer de gegevens van een slachtoffer van een zedenmisdrijf of een ernstig geweldsmisdrijf. Op basis van de delict code wordt een eerste selectie gemaakt en vervolgens maakt Slachtofferhulp Nederland een analyse of het misdrijf bestaat uit een complex aan gevolgen voor het slachtoffer die uitsluitend gerelateerd zijn aan het misdrijf. Wanneer er sprake is van complexe gevolgen neemt een casemanager Ernstige Gewelds- en Zedenmisdrijven (EGZ) van Slachtofferhulp Nederland contact op met het slachtoffer.
Binnen deze pilot kunnen in beginsel alle slachtoffers die door het casemanagement EGZ in behandeling worden genomen naar de daarvoor in aanmerking komende advocaten worden doorverwezen (circa 500 op jaarbasis).
Doel van deze pilot is om zowel ervaring op te doen met de samenwerking in de praktijk als om eventuele knelpunten in de samenwerking op het spoor te komen. Gegeven het feit dat het hier een pilot betreft, wordt gewerkt met een beperkte lijst van advocaten. De volgende werkwijze wordt gevolgd.
De casemanager EGZ informeert het slachtoffer bij de start van de dienstverlening over de mogelijkheden van een (gratis) advocaat.
In alle zedenzaken wordt het slachtoffer bij de start van de dienstverlening nadrukkelijk geadviseerd een advocaat in de arm te nemen.
Bij de geweldszaken wordt het slachtoffer nadrukkelijk geadviseerd een advocaat in de arm te nemen als een verdachte bekend is of zodra deze bekend is geworden.
(1) Indien het slachtoffer aan dit advies gevolg geeft is het volgende van belang.
• Het slachtoffer kiest zelf de advocaat uit de lijst met advocaten die aan de pilot meedoen.
• In geval een verdachte bekend is: voor afgifte van een toevoeging voor de kosteloze advocaat geldt als wettelijke voorwaarde dat vervolging tegen de verdachte is ingesteld. De Raad voor rechtsbijstand hanteert hiervoor normaal gesproken de eis dat de rechter in de zaak is betrokken. Maar in de praktijk is er in deze ernstige zaken vaak al in een eerder stadium behoefte aan rechtsbijstand, onder meer om het slachtoffer ook in de fase die aan berechting van de verdachte vooraf gaat juridische bijstand te kunnen geven. Derhalve kan in het kader van de pilot al eerder worden verwezen en zal de Raad voor rechtsbijstand tot afgifte van een kosteloze reguliere toevoeging overgaan in geval van een schriftelijke pilot-verwijzing van de casemanager EGZ.
• Indien er nog geen verdachte bekend is, kan het bij zedenzaken ook van belang zijn dat vanaf een vroeg stadium rechtsbijstand door een advocaat wordt gegeven, onder meer om het slachtoffer te kunnen adviseren over zijn aangifte en met het oog op het opsporingsonderzoek. Tevens kan de advocaat het slachtoffer informeren over, zijn rechtspositie op strafrechtelijk gebied en met betrekking tot de mogelijkheden van het verkrijgen van schadevergoeding via het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De Raad voor Rechtsbijstand zal daarom in zedenzaken waarbij geen verdachte bekend is, bij een schriftelijke pilot-verwijzing van de casemanager EGZ voor de eerste advisering een zogenaamde lichte adviestoevoeging (LAT) verstrekken, waarvoor geen draagkrachttoets plaatsvindt. Deze LAT kan worden gemuteerd naar een reguliere straftoevoeging als voor de zaak wel een verdachte bekend wordt.
• De casemanager EGZ of de cliënt zelf legt het contact met de advocaat; de casemanager EGZ begeleidt desgewenst het slachtoffer bij het eerste gesprek.
(2) Indien het slachtoffer geen doorverwijzing naar een advocaat wil en ook na een nadrukkelijk advies hiervan geen gebruik wil maken, kan juridische ondersteuning door Slachtofferhulp Nederland worden aangeboden.
De slachtoffers van geweldsmisdrijven waarbij geen verdachte bekend is, zal juridische ondersteuning door Slachtofferhulp Nederland worden aangeboden.