Prof. Jan van Dijk legt de vinger op de zere plek
Rinus Otte, lid van het college van procureurs-generaal, roept de Eerste Kamer op het wetsvoorstel voor uitbreiding slachtofferrechten te verwerpen (Trouw, 13 april). De voorman van het Openbaar Ministerie is bang dat de voorgestelde slachtofferrechten het strafproces ernstig zullen vertragen. Het Openbaar Ministerie zegt hiervoor bovendien ‘geen geld en geen mensen’ te hebben. Alleen al het door de wet vereiste weglakken van de namen en woonadressen van slachtoffers in de strafdossiers ‘gaat ons twintig miljoen kosten’.
Het kost mij moeite te geloven dat de bezwaren van de heer Otte tegen het wetsvoorstel werkelijk voortkomen uit bezorgdheid over mogelijke uitvoeringsperikelen. Zoals iedereen weet, slepen strafprocessen zich tegenwoordig soms maanden voort vanwege de uitgebreide verweren van advocaten van de verdachten. De uitoefening van het spreekrecht van slachtoffers duurt gemiddeld tien minuten! En daardoor zouden strafprocessen onevenredig lange vertragingen oplopen?
Ook het financiële argument dat Otte aanvoert tegen het wetsvoorstel is weinig steekhoudend. De justitiebegroting bedraagt 14 miljard euro. Vele honderden miljoenen hiervan worden besteed aan rechtsbijstand voor verdachten en reclassering. En dan zou het wetsvoorstel uitbreiding van slachtofferrechten moeten worden verworpen vanwege een overigens zwak onderbouwde kostenpost van twintig miljoen?
De inhoud van de slachtofferrechten
Ik vrees dat de werkelijke bezwaren van de heer Otte tegen het wetsvoorstel niet gaan over de uitvoeringskosten, maar over de inhoud van de slachtofferrechten zelf. De afgelopen dertig jaar hebben de Raad voor de Rechtspraak (sprekend namens de rechterlijke macht), het Openbaar Ministerie en de Orde van Advocaten zich stelselmatig verzet tegen iedere voorgestelde verbetering van de rechtspositie van slachtoffers van misdrijven.
Dat begon al in 1995 met de aanname van de zogeheten Wet-Terwee waardoor de schadevergoedingsmaatregel werd ingevoerd. Het Openbaar Ministerie was fel gekant tegen deze wet en heeft de invoering ervan jarenlang tegengehouden.
Inmiddels loopt de uitvoering van die wet nagenoeg vlekkeloos en ontvangen per jaar twintigduizend slachtoffers van misdrijven een vergoeding voor hun schade. Het verzet van de heer Otte staat in een lange traditie van achterhoedegevechten van de rechterlijke macht tegen strafrechtelijke hervormingen ten behoeve van slachtoffers.
Establishment
De fundamentele vraag die door de nogal ongebruikelijke demarche van de heer Otte tegen een reeds door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel wordt opgeroepen, is waarom het strafrechtelijke establishment nu al decennialang het slachtoffer zoveel mogelijk buiten de deur probeert te houden, tegen de uitdrukkelijke wens van de volksvertegenwoordiging in.
Spreekrecht voor de slachtoffers is in de visie van veel magistraten een hachelijke zaak omdat slachtoffers uit zouden zijn op schuldigverklaring van de verdachte en oplegging van een zo zwaar mogelijke straf. Een eerlijk proces voor de verdachte zou hierdoor onder druk komen te staan. Inmiddels bestaat in binnen- en buitenland ruim twintig jaar ervaring met de uitoefening van het spreekrecht. Het hiernaar uitgevoerde onderzoek heeft laten zien dat dit in de praktijk vrijwel altijd probleemloos verloopt, door de slachtoffers hogelijk wordt gewaardeerd en niet leidt tot minder vrijspraken of oplegging van gemiddeld zwaardere straffen. De strafrechtsgeleerden die zich hiertegen zolang hebben verzet, hebben zich dus kennelijk laten leiden door spookbeelden.
Trots
De democratisering van de westerse samenlevingen heeft in de afgelopen decennia geleid tot een sterk toegenomen gevoeligheid voor de belangen en rechten van burgers die worden verdacht van een misdrijf. Dit heeft in Nederland geleid tot aanpassingen in het strafprocesrecht waarop wetgever en rechterlijke macht trots kunnen zijn.
Dezelfde democratiseringsgolf heeft echter ook geleid tot een grotere gevoeligheid voor de belangen van burgers die door misdrijven ten diepste zijn geschaad en getroffen, de slachtoffers.
Het strafproces dient voor mondige burgers ook in hun hoedanigheid van slachtoffer een volwaardige plaats in te ruimen. Dit vormt geen bedreiging voor een beschaafd strafproces. Integendeel, het maakt zo’n proces juist beschaafder. Alleen als slachtoffers er volop in kunnen participeren, kan het strafproces in de huidige tijd zijn geloofwaardigheid als vrede-stichtend ritueel behouden. Het wetsvoorstel dient daartoe zonder uitstel te worden aangenomen en, uiteraard, door het OM in uitvoering genomen.